Wat is noodverlichting?
Noodverlichting gaat branden wanneer de normale verlichting als gevolg van een stroomstoring uitvalt. Bij stroomuitval wordt de stroom voor de noodverlichting geleverd door de accu.

 

Wat is de functie van noodverlichting?
De aanwezigheid van noodverlichting helpt mee om een veilige situatie voor bezoekers en werknemers te creëren. Met behulp van een goed functionerende noodverlichting kunnen risicovolle werkzaamheden veilig worden beëindigd. Daarnaast kunnen hulp- en blusmiddelen worden gelokaliseerd en gebruikt en tenslotte kan men de vluchtroute vinden en deze veilig naar de uitgang volgen.

 

Welke soorten noodverlichting zijn er?
Er wordt onderscheid gemaakt in de volgend twee types noodverlichting:

Vluchtwegverlichting. Dit zijn de noodverlichting armaturen die vluchtwegen en uitgangen voor het verlaten van een gebouw aanduiden. Deze armaturen zijn voorzien van een pictogram en dienen permanent te branden.
Noodverlichting of anti-paniekverlichting. Dit omvat het deel van de nood-evacuatieverlichting dat voorzien is om paniek te voorkomen in ruimtes waar mensen samenkomen, zoals vluchtwegen, kantines en vergaderzalen. De minimale hoeveelheid licht moet 1 lumen op het vloeroppervlak zijn. Deze armaturen branden enkel in geval van een stroomstoring.
Wat is het verschil tussen centrale en decentrale noodverlichting?
Het principiële verschil tussen deze systemen is dat bij decentraal gevoede noodverlichting de batterij voor de noodvoeding in het armatuur zelf is geplaatst. Bij centrale noodverlichting staat de noodvoeding ergens in het gebouw centraal opgesteld. Bij de keuze tussen centraal en decentraal speelt o.a. mee: omvang van de installatie, onderhoud, centrale controlemogelijkheden, installatie in nieuwbouw dan wel bestaande bouw en mogelijke uitbreiding in de toekomst. Binnen het MKB komt men voornamelijk decentrale noodverlichting tegen.

 

Welke pictogrammen moeten worden gebruikt?
Van nationale naar mondiale pictogrammen voor vluchtroute

 

Harmonisatie
Wereldwijd zijn er steeds meer landen die de internationale norm voor veiligheidssymbolen ISO 7010 hanteren. Ook in Europa wordt deze norm steeds vaker gehanteerd. Dat komt de herkenbaarheid van de pictogrammen ten goede. Nederland heeft in 2012 besloten aan te sluiten bij deze harmonisatie.

 

Wet- en regelgeving
De norm NEN-EN-7010 (Grafische symbolen - Veiligheidskleuren en -tekens) is actief sinds 1-9-2012. De nieuwe pictogrammen kunnen dus al sinds die datum zondermeer worden toegepast. De oude Nederlandse pictogramnorm NEN 6088 is op 24-1-2013 ingetrokken door NEN. Vanaf juli 2015 verwijst het Bouwbesluit 2012 niet meer naar NEN 6088, maar in plaats daarvan naar NEN 3011:2015. Voor de meeste veiligheidssymbolen waar vluchtrouteaanduiding ook bij hoort verwijst de NEN 3011:2015 naar NEN-EN-ISO 7010. Daarmee is de laatste fase van de aanpassingen van de wet- en regelgeving afgerond.

 

Pijl naar boven of naar beneden?
Volgens de uitleg uit de norm  NEN 3011 (zie afbeelding) dient de pijl naar boven te worden gebruikt om aan te geven dat de route rechtdoor loopt. De afgelopen decennia heeft men daar de pijl naar beneden voor gebruikt. Nu de pictogrammen uit de norm NEN 6088 worden uitgefaseerd is het haast niet te voorkomen dat in een gebouw oude en nieuwe pictogrammen door elkaar gebruikt zullen worden. Een vergelijkbare situatie in het verkeer met pijlen omhoog en omlaag heeft niet tot verwarring geleid. De verwachting is dat bij verschillende pictogrammen voor vluchtrouteaanduiding dit ook niet tot verwarring zal leiden.

Opmerking: in de meeste praktijksituaties kan ook bij trappen worden volstaan met de pijl naar boven of naar beneden.


Welke armaturen moeten permanent branden en wanneer?
Vluchtwegaanduiding met pictogrammen dienen conform wettelijke voorschriften altijd goed zichtbaar te zijn en moeten continu branden. Dit houdt ook in dat bijvoorbeeld in bioscopen de pictogramarmaturen tijdens de voorstelling dienen te branden.

 

Is het een verplichting om noodverlichting te hebben binnen een bedrijf?
Wettelijke verplichtingen met betrekking tot noodverlichting liggen vast in het Bouwbesluit 2003, de Arbowet en het Gebruiksbesluit 2008. De NEN-EN 1838 geeft een goede invulling aan het ontwerp van een noodverlichtinginstallatie, zodat die aan wettelijke eisen voldoet. De gebruiker moet voldoen aan het hele spectrum van wet- en regelgeving.

Wordt er onderscheid gemaakt tussen oudere en nieuwere noodverlichtingsinstallaties of oudere en nieuwere gebouwen?
De huidige inzichten met betrekking tot veiligheid zijn neergelegd in de NEN-EN 1838. Volgens de Arbo-wet is de werkgever verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn werknemers, gasten en klanten. Volgens het Gebruiksbesluit dient de gebruiker van een gebouw zeker te stellen dat de installatie voldoet aan de NEN-EN 1838. Dat betekent dat zowel oude als nieuwe gebouwen veilig dienen te zijn. Alleen voldoen aan het Bouwbesluit is onvoldoende.

 

Waar dient noodverlichting te hangen?
Dit is vastgelegd in de diverse normen en hangt deels ook van de aard en omvang van de activiteiten af. Hierin is ook de minimale benodigde lichtopbrengst per activiteit vastgesteld.Het adequaat positioneren en inrichten van een noodverlichtingsinstallatie is specialistenwerk. Nr1Noodverlichting kan hierin adviseren.


Moet in een klein bedrijf ook noodverlichting worden geïnstalleerd?
Ja. In het Arbeidsomstandighedenbesluit, dat voor elke werkgever van kracht is, is de verplichting van vluchtroute-aanduiding en noodverlichting vastgelegd in artikel 3.7 en 3.9. Ook conform het Gebruiksbesluit 2008 (artikel 2.3.7) dient de gebruiker noodverlichting te hebben die voldoet aan NEN 6088 en aan de zichtbaarheidseisen van NEN-EN1838. De enige uitzondering hierop zijn gebouwen kleiner dan 50 m2 die niet voor publiek toegankelijk zijn.

 

Moet ik jaarlijks de noodverlichting controleren en onderhouden?
Jaarlijkse controle en onderhoud van en aan noodverlichting is verplicht. Dit is onder andere vastgelegd in het Gebruiksbesluit 2008. Daarnaast wordt er geëist dat de aanwezige noodverlichting goed functioneert. Borging hiervan is alleen te realiseren door middel van dit regulier onderhoud. Dat zijn de redenen dat wij in lijn met de inspectierichtlijn ISSO 79 en de NEN-EN 50172 een inspectie/ onderhoudsinterval van 1 jaar aanhouden.

 

Moet er een onderhoudscontract worden afgesloten voor een noodverlichtingsinstallatie?
Jaarlijks onderhoud aan noodverlichting is verplicht. Borging van dit regulier onderhoud kan onder andere door middel van een onderhoudscontract bereikt worden.

 

Wat gebeurt er bij het jaarlijkse onderhoud?
Bij het jaarlijks onderhoud vinden de volgende hoofdactiviteiten plaats:


 

Inspectie van de functionaliteit. Hierbij vindt een visuele inspectie plaats op beschadigingen, vervuiling en veroudering. Waar nodig wordt dit gecorrigeerd. Ook wordt het pictogram gecontroleerd.
Testen van de functionaliteit. Hierbij wordt gecontroleerd of de lamp en het armatuur technisch nog goed functioneren en in werking treden bij spanningsuitval.
Testen van autonomie van de accu. Er vindt een controle plaats of het armatuur nog een autonomie behaalt van 1 uur door het spanningsloos maken van de installatie.
 

Kan ik het jaarlijkse onderhoud niet zelf doen?
Het jaarlijkse onderhoud dient uitgevoerd te worden door een vakbekwaam persoon, die kennis heeft van elektriciteit, ervaring met elektrotechnische werkzaamheden, inzicht in mogelijke gevaren en de in acht te nemen voorzorgsmaatregelen. Het onderhoud is complexer dan het op het eerste gezicht lijkt. Met name het testen van de autonomie en het vervangen van accu’s vergt absoluut gedegen kennis van elektrotechnische werkzaamheden.

 

Wat is autonomie en hoe testen we dit?
De term autonomie wordt gebruikt voor de volledige brandduur in nood op de noodvoeding van de installatie (dit is de periode dat de installatie autonoom kan functioneren). In Nederland is de eis voor deze autonomie 1 uur (conform Bouwbesluit en NEN-EN 1838). Dit is te toetsen door middel van een automatisch testsysteem in het armatuur, centrale testsystemen of door het spanningsloos maken van de installatie.

 

Hoe vaak moeten de accu's van decentrale noodverlichting vervangen worden?
De accu's moeten vervangen worden wanneer na een test blijkt dat de geëiste autonomie niet meer wordt gehaald. Volgens de productnorm EN 60598-2-22 moet de fabrikant bij ontwerp van de armatuur en de selectie van de accu ervoor zorgen dat de accu na 4 jaar nog de gewenste autonomie heeft (onder normale bedrijfsomstandigheden). Technisch is het niet te garanderen dat een accu na het 4e jaar nog een volledig jaar aan de autonomie-eis kan voldoen. Dit is sterk afhankelijk van leeftijd, staat van het armatuur en met name omgevingstemperatuur. Daarom wordt een preventieve vervanging elke vier jaar aanbevolen door fabrikanten en door Nr1Noodverlichting.

 

Hoe vaak moeten lampen vervangen worden?
Nr1 maakt gebruik van kwalitatief hoogwaardige tl-buizen met een gegarandeerde lichtopbrengst van 8.000 branduren en LED verlichting met 50.000 branduren. In praktijk zullen de tl-buizen bij permanent brandende armaturen na 13 à 14 maanden uitvallen. Derhalve dient men de tl-buizen jaarlijks standaard bij het onderhoud te vervangen. Bij niet permanent brandende armaturen worden de tl-buizen jaarlijks op functioneren getest en worden ze enkel vervangen bij een defect. Bij LED verlichting  wordt na vijf jaar aanbevolen deze te vervangen.